Een belangrijk raamwerk binnen de nota zijn de SDGs, oftewel de duurzame ontwikkelingsdoelen. 17 doelen en 169 targets die moeten leiden tot een einde aan armoede, het beschermen van de planeet en het garanderen van welvaart voor iedereen. Maar zal deze nota ook daadwerkelijk leiden tot het behalen van die doelen?
Het is mooi om terug te lezen dat het ministerie erkent dat landrechten (voor vrouwen) een belangrijke factor zijn in het behalen van (minstens de helft van) de SDGs. Toch is het verbazingwekkend dat, in een nota met als rode draad gendergelijkheid en vrouwenrechten, dit niet bij het kopje voedselzekerheid betrokken is. Toegang tot land voor vrouwen draagt namelijk bij aan het verbeteren van hun positie (SDG 5), het verhogen van hun inkomen (SDG 1)en nog vele andere SDGs. Daarbij, omdat een groot gedeelte van de voedselproducenten, met name in Afrika, vrouw zijn leveren verbeterde landrechten voor vrouwen een grote bijdrage aan voedselzekerheid (SDG 2). En daarmee het uitbannen van honger.
Dit geldt helaas niet voor alle interventies die staan benoemd onder het kopje ‘Voedselzekerheid, landbouwontwikkeling en water’ in de nota. Bijvoorbeeld klimaatslimme landbouw, veel genoemd binnen de nota, is met het oog op voedselzekerheid, in de praktijk vaak helemaal niet zo slim. Maatschappelijke organisaties, zoals ActionAid, en boerenbonden zijn ongerust dat ‘klimaatslimme landbouw’ gebruikt wordt voor het green-washen van grootschalige, industriele landbouw. Klimaatbestendigheid is natuurlijk hard nodig, maar onder deze noemer van landbouw lijkt de focus vooral gericht op verhogen van productie. Zonder duidelijke criteria kan dat uiteindelijk zelfs schadelijk zijn voor het verzekeren van voedselzekerheid in de toekomst. Sowieso is er binnen de nota veel nadruk op het verhogen van productiviteit en inkomens en het garanderen van toegang tot de markt. Terwijl uit ActionAid onderzoek blijkt dat juist investeren in lokale, kleinschalige en climate resilient sustainable (of agroecologische) voedselproductie door vrouwen vaak de beste manier is voor het garanderen van voedselzekerheid en recht op voedsel. Zoals het spreekwoord al zegt ‘geld kun je niet eten’, het gaat ook om toegang tot en verdeling van voedsel. In het licht van het recente FAO rapport dat aangeeft hoe wereldwijde honger voor het eerst sinds jaren weer toeneemten de uitdagingen met klimaatveranderingen en toenemende druk op natuurlijke hulpbronnen zullen wij ons inzetten om te zorgen dat dit op de agenda staat in de uitwerking van beleid.
Het kabinet zet in op een ambitieus klimaatbeleid; de additionele middelen lopen op tot 80 miljoen, waarvan 40 miljoen bestemd is voor het nieuwe klimaatfonds. Het fonds is nadrukkelijk gericht op klimaatadaptie in ontwikkelingslanden. ActionAid werkt al jaren met gemeenschappen in het zuiden die nu al getroffen worden door de gevolgen van klimaatverandering. Denk bijvoorbeeld aan gemeenschappen in Bangladesh die ontheemd raken door overstroming. Daarom zijn wij zeer verheugd over het feit dat de minister zich hier zo hard voor inzet. Toch hopen wij dat al deze extra financiering vooral terecht zal komen bij zuidelijke bottom-up initiatieven en niet alleen wordt gebruikt voor projecten door het Nederlands bedrijfsleven.
Ook de aandacht voor het Klimaatakkoord van Parijs in de nota is lovenswaardig. Toch is het belangrijk dat de minister walks the talk (daadwerkelijk doet wat zij zegt). Over Nederlands enorme bijdrage aan de CO2 uitstoot wereldwijd, of Nederlands investeringen in fossiele brandstof wordt namelijk met geen woord gerept (terwijl dit toch ook deel uitmaakt van het Parijs akkoord). Daarnaast is het ook belangrijk dat het Nederlands klimaatbeleid geen negatieve gevolgen heeft voor ontwikkeling elders. Denk bijvoorbeeld aan onze windmolens, belangrijke motoren van de energietransitie. Maar de winning van grondstoffen voor deze windmolens in ontwikkelingslanden leidt tot vele mensenrechtenschendingen. Het is niet de bedoeling dat de ene SDG de ander benadeelt. Deze onderwerpen vallen natuurlijk niet direct onder minister Kaags ministerie, toch zou zij dit in samenwerking met haar collega’s moeten oppakken. Hopelijk gaat de SDG-toets voor alle ministeries hier een handje bij helpen!
Een groot gedeelte van de nota gaat over de rol die het bedrijfsleven kan spelen in het behalen van de SDGs. Zo kunnen bedrijven (volgens de nota) o.a. bijdragen door het ontwikkelen van innovatieve financiering en het mobiliseren van Nederlandse kennis en kunde. Allereerst, roept dit natuurlijk de vraag op in hoeverre deze aanpak zal bijdragen aan het centrale thema van de SDGs: leave no one behind. Dit betekent (en wordt ook zo geintepreteerd door de minister) dat de allerarmsten bereikt moeten worden. Is het bedrijfsleven echt het uitgewezen kanaal om dit te doen? Verbazingwekkend is daarom ook dat het maatschappelijk middenveld (bij uitstek gepositioneerd voor het bereiken van de allerarmsten) weinig benoemd is in de nota en de plannen op de SDGs.
Daarbij laat dit ook een ontzettende kans onbenut, want natuurlijk kunnen bedrijven bijdragen aan ontwikkeling wanneer zij duurzaam en inclusief ondernemen (do good). Maar de minimale bijdrage die bedrijven zouden moeten leveren ligt toch echt in het tegengaan van hun eigen negatieve impact. Denk alleen al aan de voorbeelden die er de afgelopen maanden naar buiten zijn gekomen van bedrijven in het buitenland die de mist ingingen (FMO in Sierra Leone, sojaroute Brazilie). Wanneer bedrijven zulke misstanden voorkomen en aanpakken, ook in de keten, en netjes belasting betalen, zal dit een groot verschil maken. Ook de overheid heeft een rol te spelen in het verantwoordelijk stellen van bedrijven. Waar subsidies en leningen door overheid, ontwikkelingsbanken als FMO en het nieuwe Invest-NL worden verstrekt , vindt ActionAid dat aanvullende criteria moeten gelden om mensenrechten en ontwikkelignsimpact te garanderen. Toch zien we amper in de nota terug dat het ministerie de bedrijven uberhaupt verantwoordelijk stelt. Gelukkig worden er wel een aantal stappen gezet voor het verduurzamen van mondiale waardeketens. Zo gaat de minister zich constructief inzetten voor een bindend VN Verdrag Mensenrechten en Bedrijfsleven en de convenanten kritisch evalueren met het oog op mogelijke vervolgstappen. Wij kijken met veel belangstelling uit naar de ontwikkelingen. Juist een minister die zich zo inzet voor vrouwenrechten en gendergelijkheid, ook binnen handel en investeringen, zou meer oog moeten hebben voor de negatieve impact van het bedrijfsleven op gender en mensenrechten.
Voor het behalen van de SDGs is het uitermate belangrijk dat er voldoende fondsen beschikbaar zijn om te besteden aan ontwikkeling. Ontwikkelingslanden hebben dit geld hard nodig om te investeren in de welvaart van hun burgers, bijvoorbeeld door het bouwen van ziekenhuizen en scholen. Het is daarom uiterst schrijnend dat ontwikkelingslanden zoveel geld mislopen door schimmige belastingconstructies, scheve belastingverdragen en oneerlijk belastingbeleid. Want hierdoor kunnen bedrijven makkelijk belasting ontwijken en zo verliezen ontwikkelinglanden veel meer geld dan er aan ontwikkelingssteun binnenkomt. Nederland speelt een grote rol in het faciliteren van deze belastingontwijking door bedrijven. Toch komt in de nota slechts een kant van het verhaal naar voren, namelijk het versterken van belastingcapaciteit in ontwikkelingslanden. Ook belangrijk maar niet de volledige oplossing. Het woord ‘belastingontwijking’ verschijnt 1 keer in de nota en wordt in een adem genoemd met het actieplan voor beleidscoherentie. We hopen dat de minister in de uitwerking van de nota en het actieplan, in samenwerking met haar collega op het ministerie van financiën, zorgt voor een betere coherentie tussen fiscaal en ontwikkelingsbeleid. Minister Snel (van financiën) kaart in zijn recente brief over belastingontwijking een aantal relevante onderwerpen aan – maar of Nederland belastingontwijking echt gaat aanpakken hangt volledig af van de invulling.
Next time: vrouwenrechten onder de loep!