Wat we nodig hebben, stelden we in Trouw, is een economie die het welzijn van mensen en het milieu boven steeds meer winst stelt. Een economie waarin zorgtaken eerlijker worden verdeeld tussen mannen en vrouwen, en waarin goede publieke voorzieningen een belangrijke rol spelen. En waarin de overheid haar verantwoordelijkheden neemt, in plaats van deze over te laten aan de markt of het individu. Kortom, een economie die wérkt voor vrouwen. In Nederland, en daarbuiten.
Het was goed om te zien dat het onderwerp belangrijk gevonden wordt, gezien de reacties die volgden in de vorm van nieuwe ingezonden stukken. Ron Ritzen vindt bijvoorbeeld niet dat vrouwen aan het kortste eind trekken, en haalt een aantal statistieken aan voor de vele professionele rollen van vrouwen in onze samenleving. Deze statistieken tonen wat ons betreft juist aan dat vrouwen deze rollen niet dankzij, maar ondanks de huidige economie vervullen. In Vrouwen, zet jezelf op nummer één betoogt Merel Kooning dat vrouwen moeten leren om prioriteiten te stellen, zichzelf op nummer één te zetten en tijd te nemen voor hun eigen persoonlijke groei. Waarvoor precies – de topfunctie, hun geluk of gendergelijkheid – blijft echter onduidelijk. Dit is een reactie op microniveau op een probleem op macroniveau.
Deze reacties versterken de reden dat wij het opiniestuk in de eerste plaats schreven: in Nederland blijven we steken in het ‘doe-het-zelf’ gedachtengoed, waarbij de verantwoordelijkheid voor gendergelijkheid en ‘empowerment’ vooral bij individuele vrouwen wordt gelegd. We gaan voorbij aan de vraag of vrouwen überhaupt meer willen en kunnen werken (betaald), en de bijdrage die mannen en vrouwen leveren aan de economie middels (onbetaalde) zorgtaken. De individuele verantwoordelijkheid is zo een mooie afleidingsmanoeuvre van decennia aan falend beleid, dat ongelijkheid heeft voortgestuwd door bezuinigen op en privatisering van publieke diensten, zoals kinderopvang. Dit is ook het betoog van socioloog en feministe Justine van de Beek, die weer een opiniestuk schreef in reactie op Merel Kooning.
In het eerdere stuk beargumenteerden we verder dat het Nederlands beleid niet alleen invloed heeft op de positie van vrouwen hier, maar ook wereldwijd: door de vele handel- en investeringsverdragen en ketens waarin Nederland een belangrijke rol speelt. Ook als onderdeel van het IMF en de Wereldbank onderneemt Nederland niets tegen het constante advies aan overheden in lage-inkomenslanden om steeds maar verder te bezuinigen en te privatiseren, wat erg nadelig uitpakt voor vrouwen in die landen. Wij zijn dan ook benieuwd hoe een WEF-gendergelijkheid ranglijst eruit zou zien als ook de impact van Nederlandse bedrijfsactiviteiten wereldwijd zou worden meegenomen.
We willen Ritzen, Kooning en Van de Beek graag bedanken voor het delen van hun visie en nodigen hen en iedereen die interesse heeft in dit onderwerp, van harte uit om verder met ons van gedachte te wisselen over een economie die werkt voor vrouwen. Wil je meedenken over hoe de Nederlandse overheid kan bijdragen aan een betere positie van vrouwen in Nederland én daarbuiten? Klik dan hier >>