Nederland belastingparadijs was weer eens in het nieuws afgelopen week. Dit keer naar aanleiding van een onderzoek naar belastingontwijking door het bedrijf Uber dat via ons land loopt. Dat er meer gedaan moet worden om belastingontwijking door multinationals via Nederland aan te pakken is duidelijk. Een van de maatregelen waar over gesproken wordt is een minimumtarief voor de winstbelasting. Er gaan stemmen op dat ontwikkelingslanden niet geholpen zouden zijn met een minimumtarief, zoals onlangs nog in het FD te lezen was bij monde van universitair hoofddocent Irma Mosquera Valderrama. Maar wie goed kijkt ziet dat zo’n minimumtarief juist wel goed kan uitpakken voor landen in het mondiale zuiden. Er zijn een flink aantal problemen in het huidige belastingsysteem die grotendeels kunnen worden opgelost met een minimumtarief.
Sinds enkele jaren is de OESO aan het overleggen over het invoeren van een minimumtarief voor de winstbelasting, om daarmee belastingontwijking door multinationals tegen te gaan. Rijke en arme landen verliezen nu jaarlijks tussen de 500 en 650 miljard dollar aan inkomsten doordat bedrijven hun winsten verschuiven naar belastingparadijzen waar deze winst nauwelijks belast wordt. Geld dat geïnvesteerd had kunnen worden om in het bijzonder in ontwikkelingslanden ontwikkeling aan te jagen met investeringen in bijvoorbeeld onderwijs en infrastructuur.
Een minimumtarief kan een einde maken aan deze gigantische belastingontwijking. Er zijn door de OESO, maar ook door wetenschappelijke denktanks als Tax Justice Netwerk berekeningen gemaakt van de extra belastinginkomsten die dankzij een minimumtarief geheven kunnen worden. Voor lage inkomenslanden wordt de jaarlijkse extra belastingopbrengst, afhankelijk van de vormgeving van de maatregel geschat op tussen de 16 en 31 miljard dollar. Een aanzienlijk bedrag als je je realiseert dat 31 miljard gelijk staat aan 36% van de jaarlijkse uitgaven aan gezondheidszorg van lage inkomenslanden. Een minimumtarief biedt ontwikkelingslanden financieel perspectief om ontwikkelingen en een meer rechtvaardige economie te verwezenlijken.
Irma Mosquera Valderrama vreest echter dat de minimumbelasting ontwikkelingslanden zal belemmeren bij het aanbieden van belastingkortingen aan bedrijven en dat ze daardoor investeringen zullen mislopen. Maar die vrees is misplaatst. Het afgelopen decennium zijn belastingkortingen en vrijstellingen juist steeds meer uit de gratie geraakt. Bijvoorbeeld het IMF is ontwikkelingslanden gaan waarschuwen voor de schadelijk gevolgen van kortingen.
Ook het argument dat ontwikkelingslanden door het minimumtarief een nationaal fiscaal instrument verliezen is niet overtuigend. Veel ontwikkelingslanden zijn decennia onder druk gezet door economische sterke landen en kapitaalkrachtige bedrijven om belastingen te verlagen. Sterke mondiale regels stellen ontwikkelingslanden juist eindelijk in staat deze druk te weerstaan.
Met mondiale regels kunnen landen internationale bedrijven eindelijk weer dwingen een eerlijke bijdrage te betalen aan het opbouwen van samenlevingen, in het bijzonder in ontwikkelingslanden, in plaats van ze fiscaal uit te hollen. De verwachting is dan ook dat de voordelen van de nieuwe regels opwegen tegen de nadelen en dat het korte metten maakt met overbodige belastingvoordelen. In hoeverre ontwikkelingslanden profijt zullen hebben van de nieuwe mondiale regels voor een minimumtarief hangt van de precieze invulling af en van de mate waarin ontwikkelingslanden die invulling mede kunnen bepalen. Maar dat ze er voordeel van zullen hebben staat voor ons vast.
Gijs Verbraak, Senior Policy Advisor ActionAid &
Esmé Berkhout, Chief Human Economist at Oxfam Novib