Gisteren is er door de OESO een pakket aan maatregelen aangenomen om belastingontwijking in te dammen en big techbedrijven meer belasting te laten betalen.
ActionAid is positief over het feit dat de OESO erkent dat de techbedrijven belasting moeten gaan betalen en over het feit dat techbedrijven door het pakket aan maatregelen meer belasting zullen gaan betalen.
Hoewel het historisch is dat een dergelijk pakket door zoveel landen wordt aangenomen bevat het voorstel veel zwakke maatregelen die de effectiviteit onnodig benadelen en waardoor een eerlijke herverdeling van heffingsrechten uitblijft.
Onderstaand ActionAid’s bevindingen:
ActionAid is teleurgesteld dat verreweg het grootste deel van de extra inkomsten naar de rijke landen gaat, daar waar het leeuwendeel van de techbedrijven het hoofdkantoor hebben gevestigd. Ontwikkelingslanden hebben amper profijt van de maatregelen uit pilaar 1 en pilaar 2* waarschijnlijk helemaal niet.
Dit akkoord is hoofdzakelijk onderhandeld door de rijke OESO-landen ten behoeve van de OESO–landen. Het akkoord vraagt alle landen unilaterale maatregelen gericht op het belasten van de digitale economie te verwijderen en om deze te vervangen door de regels zoals beschreven in pilaar 1 en 2*. Het is echter volkomen oneerlijk om van ontwikkelingslanden te verlangen dat ze nationale maatregelen verwijderen en regels implementeren waaraan ze zelf amper mee kunnen onderhandelen en die hun onvoldoende profijt opleveren. Landen in het mondiale zuiden moeten daarom hun recht om techbedrijven te belasten behouden.
Het feit dat de nieuwe maatregelen op z’n vroegst in 2023 kunnen worden geïmplementeerd en niet eerder dan 2030 kunnen worden geëvalueerd is niet uit te leggen. Ontwikkelingslanden hebben door de COVID-19 pandemie een extra grote behoefte aan meer belastinginkomsten. Daarom is het belangrijk dat techbedrijven een eerlijk aandeel belasting moeten gaan betalen in alle landen waar ze actief zijn inclusief ontwikkelingslanden.
De aanpak van belastingontwijking dient gericht te zijn op verminderen van de ongelijkheid in en tussen landen. Een ongelijkheid die enorm groeit door de COVID-19 pandemie. Het is daarom niet te verdedigen dat de OESO met een pakket komt dat de ongelijkheid tussen de landen in het mondiale zuiden en OESO-landen nog verder vergroot.
ActionAid sluit zich aan bij de ATAF (the African Tax Administrators Forum) die onmiddellijk na publicatie van het akkoord heeft aangegeven dat er geen druk gelegd mag worden op landen om deze regels te implementeren. ATAF vindt het oneerlijk dat belastinginkomsten alleen voor het deel dat boven een 10% winstmarge uitkomt worden herverdeeld zoals omschreven in pilaar 1. (See:130 Inclusive Framework countries and jurisdictions join a new two-pillar plan to reform international taxation rules – What does this mean for Africa? (ataftax.org) )
Het feit dat het OESO-pakket rijke landen wederom bevoordeelt maakt het volkomen duidelijk dat de dergelijke maatregelen niet langer onder leiding van de OESO kunnen worden vormgegeven. De besluitvorming dient veel democratischer plaats te vinden om ervoor te zorgen dat multinationals eerlijk belasting gaan betalen in ontwikkelingslanden. Vandaar dat ActionAid pleit voor de oprichting van een UN Tax body, waarin landen op gelijke voet kunnen meebeslissen.
* Pillar 1: states that if a company has a global turnover of more than 20bn euros and a profit margin of more than 10%, then 20-30% of the profit in excess of 10% of revenue will be allocated to market jurisdictions using a revenue-based allocation key. A multilateral agreement will be developed and opened for signature in 2022 to implement pillar 1, with a view of the multilateral agreement being in force from 2023 onwards. The agreement can then be reviewed earliest 7 years after its implementation (i.e. earliest in 2030). The extractive and financial industries are not covered by pillar 1, i.e. they are exempt.
Pillar 2: sets a global minimum tax rate of *at least* 15%. It will only apply to companies with a global turnover of more than 750m euros. The minimum tax will work as a sort of ‘top up’ tax that can be charged in the country where multinational company is resident for tax purposes. So, if a company pays 2% corporate income tax in a foreign jurisdiction (such as a ‘source’ country where they have operations or a tax haven that they are shifting profits through), then the jurisdiction has the right to tax the remaining 13% (i.e. 15%-2%). In other words: this give additional taxing rights to the country where a company is headquartered, not where they do business.