Een derde van de overlevenden van de Rana Plaza ramp in Bangladesh zijn tien jaar later nog steeds getraumatiseerd en worstelen met lichamelijke en geestelijke klachten, zo blijkt uit nieuw onderzoek van ActionAid.
Dhaka, Bangladesh: Uit nieuw onderzoek van ActionAid blijkt dat de overlevenden van het op 24 april 2013 ingestorte Rana Plaza-gebouw in Dhaka nog steeds met grote problemen kampen.
Uit het onderzoek onder 200 overlevenden en families van de slachtoffers van de tragedie blijkt dat meer dan de helft (54,5 procent) van de overlevenden momenteel werkloos is. Iets meer dan een derde (36,3 procent) van de overlevenden werkt weer in een kledingfabriek. Deze bevindingen wijzen erop dat lichamelijke en mentale gezondheidsklachten voor veel overlevenden een belangrijke belemmering voor werk vormen.
Meer dan een derde van de respondenten (36,8 procent) zegt te kampen met rugpijn, terwijl een kwart (24,6 procent) zegt last te hebben van hoofdpijn. Andere gezondheidsproblemen zijn ademhalingsproblemen, verwondingen aan handen en benen, niet goed kunnen staan en lopen, en nierproblemen. Van de 29 procent die aangaf nog steeds getraumatiseerd te zijn door de gebeurtenis, zegt meer dan de helft in angst te leven door hun ervaring tijdens de instorting van het Rana Plaza-gebouw.
Het onderzoek wijst op de ernst van de fysieke gezondheidsproblemen en het psychologische trauma waarmee veel overlevenden door de ramp werden geconfronteerd.
Overlevende Mousumi werkte op de zesde verdieping op de dag van de ramp en raakte zwaargewond toen ze onder het puin vast kwam te zitten: “de vreselijke herinneringen aan die drie uur onder het puin achtervolgen me nog steeds. Ik voel diezelfde angst elke keer dat ik een gebouw betreed. Ik vraag me voortdurend af of ik ooit nog de moed zal hebben om in een gebouw te gaan werken.”
In het onderzoek werd ook gekeken naar de huidige veiligheid in kledingfabrieken in Bangladesh. Uit de enquête onder 200 textielarbeiders (84,6 procent vrouw) die momenteel in een kledingfabriek werken, bleek het volgende:
Farah Kabir, directeur van ActionAid Bangladesh, zei: “Veel van de overlevenden van de instorting van Rana Plaza hebben het mentaal en fysiek nog steeds moeilijk. Het is zeer verontrustend om te zien dat meer dan de helft geen economische kansen heeft om verder te gaan. Zij hebben dringend steun nodig om een fatsoenlijk leven te leiden.”
Wangari Kinoti, adviseur vrouwenrechten en feministische alternatieven bij ActionAid Internationaal, zei: “Vrouwen zijn onevenredig vertegenwoordigd op informele en onveilige werkplekken en 80% van de textielarbeiders wereldwijd is vrouw. Er zijn verschillende verdragen en overeenkomsten die de rechten van werknemers vastleggen, maar mensenrechtenschendingen en uitbuiting nemen toe. Als we het welzijn van miljoenen vrouwelijke werknemers willen garanderen, moet er niet alleen meer inzet en actie komen op nationaal niveau, maar ook juridisch bindende regels voor internationale bedrijven.”
Anna Hengeveld, beleidsadviseur gender en IMVO bij ActionAid Nederland, zei: “Tien jaar geleden was de wereld in schok, een ramp als Rana Plaza mocht nooit meer gebeuren. Maar er is nog steeds te weinig veranderd in de kledingindustrie en vrouwen zijn hier dagelijks de dupe van. Vrijwillige standaarden voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn niet voldoende. Het is tijd dat de politiek Nederlandse bedrijven bij wet verplicht dit soort misstanden te voorkomen.”