Vooral voor ontwikkelingslanden is optreden tegen het coronavirus moeilijk. De zorgsectoren zijn uitgehold door o.a. gigantische schuldenlasten en belastingontwijking door multinationals. Hierdoor worstelen landen al langere tijd met het waarborgen van mensenrechten en de vooruitgang op de duurzame ontwikkelingsdoelen. Laat staan dat ze adequaat kunnen optreden tegen het coronavirus.
Rijke landen besteden ieder jaar ongeveer tweeduizend Amerikaanse dollar aan de gezondheidszorg van een inwoner van dat land. In ontwikkelingslanden is dit gemiddeld twintig keer minder en in het ergste geval is dit dertig dollar per persoon. Waar blijft dat geld? Het ‘Who Cares for the Future’ rapport laat zien dat hier drie grote boosdoeners zijn:
Het uithollen van de zorgsector is een vrouwenrechten kwestie. Wereldwijd dragen vrouwen jaarlijks 3000 miljard dollar (!) bij aan het mondiale BBP (Bruto Binnenlands Product) door alle zorgtaken die ze doen voor zieken en ouderen. Alleen de helft van deze vrouwen wordt hier daadwerkelijk voor betaald. Daarnaast wordt twee derde van de banen in de gezondheidszorg wereldwijd vervuld door vrouwen. Veel van deze banen zijn slecht betaald en hebben slechte werkomstandigheden. De werkomstandigheden zijn vooral schrijnend in de ouderenzorg en voor schoonmakers in de zorgsector: nul-uren contracten en een gemis aan werknemersrechten zijn de norm. Tegelijkertijd is er wereldwijd een tekort aan zorgprofessionals. Dit tekort wordt gevuld door 57 miljoen onbetaalde mensen, vooral vrouwen.
Investeren in gender-responsive publieke voorzieningen geeft vrouwen meer opties en versterkt publieke voorzieningen enorm. Gender-responsive betekent dat publieke diensten rekening houden met ongelijkheid in de maatschappij en reageren op gender-dynamieken. Zoals het aanbieden van goede kwaliteit kinderopvang, educatie, gezondheidszorg en watervoorzieningen. Maar ook investeringen in energie, voedsel en sociale zekerheid zijn belangrijk. Als deze voorzieningen er niet zijn, zijn vooral vrouwen verantwoordelijk voor het opvullen van de gaten, ten koste van goed, betaald werk.
Nisha uit Nepal: “Ik heb een gezin van vijf kinderen. Vroeger werkte mijn man als arbeider en ging hij vaak naar India voor seizoenswerk, maar veel verdiende hij niet. Eten kopen was al lastig. Omdat ik al het huishoudelijk werk moest doen en voor de kinderen moest zorgen, had ik geen tijd om zelf geld te verdienen.
Door de komst van een kinderopvang in de buurt is dit allemaal veranderd. Ik heb tijd om voedsel te verbouwen voor ons gezin. Het overschot verkoop ik op lokale markten. Ook ben ik veehouder en werk ik af en toe als loonarbeider. Daardoor kunnen we het schoolgeld voor onze dochter betalen en hebben we zelfs een hypotheek kunnen nemen! Ik ben nu de trotse eigenaar van een klein stuk land dat op mijn naam staat. Mijn man hoeft niet meer naar India voor werk; hij ondersteunt mij bij het werk op het land en in het huishouden.”
Dit nieuwe rapport laat het belang van ons werk op vrouwenrechten, belastingontwijking en maatschappelijk verantwoord ondernemen zien. Hiermee willen we de situatie verbeteren voor de lange termijn. Door te pleiten voor eerlijkere belastingen willen we ervoor zorgen dat ontwikkelingslanden geen miljarden mislopen om in hun publieke diensten te investeren. Door een nieuwe schuldencrisis voor te zijn willen we verzekeren dat ontwikkelingslanden hun publieke diensten als prioriteit kunnen stellen.
Dit rapport vormt tevens de basis voor onze inzet voor een feministische economie. Een economisch stelsel waarin zorg en welzijn centraal staan en dat bijdraagt aan een gelijkwaardige en duurzame toekomst.